In 2019 vierde het Leidse antiquariaat Burgersdijk en Niermans haar 125-jarig bestaan. Over dit veilinghuis heb ik al vaker geschreven, maar het is natuurlijk onmogelijk om de roemruchte geschiedenis ervan in een paar zinnen samen te vatten. Op de eigen website staat een handzame geschiedenis voor wie wat meer wil weten. Voor nu goed om te weten is dat het veilinghuis vrijwel permanent gevestigd is geweest aan de Nieuwsteeg in Leiden en genoemd is naar twee medewerkers van de de Leidse uitgeverij Brill die de veilingactiviteiten van Brill eind 19e eeuw overnamen. Zij noemden het pand weer Templum Salomonis, naar de eerdere bewoner van het pand Philips van Leyden, de 14e eeuwse jurist en boekenverzamelaar. Over hem schreef ik al eerder, naar aanleiding van een publicatie over zijn bibliotheek.
Bijzonder aan het pand aan de Nieuwsteeg is dat de gevel sinds 1992 een gedicht draagt van de Russische dichteres Marina Tsvetajeva. Dat gedicht was het eerste van een hele reeks aan Leidse muurgedichten, die je allemaal hier kunt zien. Het gedicht van Tsvetajeva werd destijds illegaal aangebracht door Ben Walenkamp en Jan Willem Bruins. Later werd het initiatief omarmd door de gemeente Leiden en werden nog veel meer van dergelijke muurgedichten aangebracht. Meer over de aanleiding voor deze actie en de keuze voor dit gedicht is te lezen in dit artikel uit Levende Talen Magazine.Het is ditzelfde gedicht dat uiteindelijk ook terechtkwam op de gelegenheidsuitgave bij het jubileum van het veilinghuis. Waar het op de muur van het pand nog in het cyrillisch staat, is het in deze uitgave vertaald afgedrukt. De vertaling is van Marja Wiebes en Margriet Berg. Het gedicht is te mooi om hier niet te herhalen. Vooral de laatste strofe maakt het ook erg passend voor een plek op de gevel van een veilinghuis…
Mijn verzen, die ik jong al heb geschreven,
Voordat ik wist een dichteres te zijn,
Als vuurwerk spattend, vonkend en vol leven,
Bruisend als een fontein,
En die als kleine duivels binnendrongen
In 't rijk dat vol van droom en wierook was,
Mijn verzen, die de dood, de jeugd bezongen,
- En niemand die ze las!
Die op bestofte winkelplanken kwijnen
Waar niemand ze een blik ooit waardig keurt!
Mijn verzen komen, zoals goede wijnen,
Nog wel eens aan de beurt.
Zoals de eerste zin al aangeeft, was Tsvetajeva nog maar jong toen ze dit gedicht schreef, in 1913. Daarna publiceerde ze een imposant oeuvre, maar leidde een tragisch leven dat uiteindelijk leidde tot haar zelfmoord in 1941. Inmiddels wordt ze gezien als een van de meest toonaangevende dichters in Rusland.
De jubileumuitgave was niet te koop, maar werd verspreid onder de aanwezigen bij het symposium van Burgersdijk en Niermans op 1 mei 2019 in Leiden. Eén van de bijdragen op dit symposium, van J.F. (Freek) Heijbroek, is afgedrukt in tijdschrift De Boekenwereld. Heijbroek gaat in op de geschiedenis van verschillende Leidse antiquariaten. Wie er verder sprak op dit symposium heb ik niet terug kunnen vinden, alleen schrijft Heijbroek in zijn artikel dat Anton van der Lem dagvoorzitter was.
Hoeveel exemplaren er werden gedrukt van dit gedicht staat niet vermeld, alleen dat het een beperkte oplage was. Ik heb zelf nummer 154, de oplage was dus niet heel klein. Toch vind ik nergens een vermelding dat deze uitgave te koop wordt of werd aangeboden. Meestal blijven er van zo’n oplage wel wat exemplaren beschikbaar via boekwinkeltjes.nl of antiqbook, maar nu is dat niet zo.
Toen ik het exemplaar op de kop tikte was ik wat teleurgesteld, omdat er een grote rode vlek rechts onderaan zit, het ziet er uit als de afdruk van een wijnglas. Ik dacht dat dit het gevolg was van het ronddelen op het symposium: kennelijk had een ontvanger het ergens neergelegd, en toen was er wijn op gemorst. Zoiets. Ik vond het nogal slordig: krijg je zo’n mooie uitgave, mors je er meteen wijn op. Het kan gebeuren, maar jammer dat ik dan geen ongeschonden exemplaar heb.Maar niets bleek minder waar. Bij het lezen van het eerder aangehaalde artikel in Boekenwereld zag ik een foto die is genomen op het symposium. Daarop stond een afbeelding van precies deze uitgave, met een identieke vlek erop. Het is nog net te zien dat dit een Romeins genummerd exemplaar is, daarmee lijkt de stelling gerechtvaardigd dat deze vlek doelbewust is aangebracht op alle exemplaren, een mooie knipoog naar het feestelijke karakter ervan! Gelukkig heb ik tóch een ongeschonden exemplaar. Maar hoeveel bezitters zullen net als ik eerst teleurstelling hebben gevoeld omdat ze dachten dat het een beschadigd exemplaar was?
Een overstap naar De Roos
Om twee redenen kan ik nu een overstap maken naar uitgaven van Stichting de Roos. Allereerst omdat ik mij herinner dat ik hetzelfde gevoel had toen ik een exemplaar kocht van Le petit poucet van Charles Perrault, uitgegeven door Stichting de Roos in 1969. Het omslag van die uitgave ziet er versleten en verweerd uit. Toen ik het kocht dacht ik ook die keer dat ik een slecht exemplaar te pakken had, maar dit bleek ook hier onderdeel van het ontwerp.De tweede reden is dat ik niet al te lang na de uitgave van Tsvetajeva een recente uitgave van Stichting de Roos kocht waarin 5 jonge Russische dichters centraal staan. Deze uitgave uit 2024, nr. 198 van De Roos, bevat poëzie van auteurs in ballingschap en zijn eerdere gepubliceerd in het tijdschrift 5th Wave, dat mede wordt uitgeven door Van Oorschot. De titel is Voorlopige resultaten. De dichters reflecteren op actuele gebeurtenissen, waaronder de oorlog in Oekraïne. Een parallel met Tsvetajeva is dat zij het gedicht Mijn verzen ook schreef als jonge dichter, en ook in tijden van onrust en oorlog, net als de dichters van nu. En dat zij ook een tijdje in ballingschap buiten Rusland heeft gewoond. De bijdragen werden geselecteerd door Maxim Osipov.